Hippies in hart en nieren.
Dat waren mijn ouders.
Later, toen ‘hippie zijn’ niet meer hip was, werd mijn moeder een carrière vrouw. Veel leren en zo. Steeds op zoek naar een nieuwe, leukere uitdagender baan.
Bij ons ontbrak het aan het traditionele rollenpatroon. Mijn vader deed de ramen, kookte en deed veel andere huishoudelijke klusjes naast zijn baan. Mijn moeder was aan het werk of had ergens cursus.
Milieubewust waren ze. En tegen de kernbom. En ook was iedereen ‘baas in eigen buik’.
En wij droegen een gebroken geweertje op onze jas. Omdat wij tegen geweld waren. Dat ben je natuurlijk wanneer je vier jaren jong bent.
Dat milieubewuste heeft ooit nog eens een regelrechte rel veroorzaakt in het dorp. Tweehonderd jaren bestond het dorp en alle inwoners werd gevraagd hun tuin op een bijzondere manier te verlichten. Dat deden mijn ouders, natuurlijk, want ze waren ook creatief. Dus maakten ze van vele waxinelichtjes het getal ‘200’ in de tuin. De ‘Aaah’s’ en ‘Oooh’s’ waren niet van de lucht, maar de burgemeester won. Met grote verstralers had hij zijn tuin en villa verlicht. Mijn ouders vonden dat energie verspilling en hebben hun beklag gedaan.
Ze hadden gelijk.
Enfin.
Ik wijt het dus aan mijn opvoeding dat ik betrekkelijk weinig huishoudelijke kwaliteiten bezit. Ik vind het eerlijk gezegd ook niet zo heel erg leuk werk. Ook ontbreekt het mij aan overzicht. Iets dat ik in mijn baan niet heb. Het is eigenlijk één grote compensatie dat huishouden en baan.
Dus maak ik me altijd erg druk in de keuken, buiten mijn baan, om het leed te verzachten. En dat werkt. Nog steeds.
En soms, wanneer de dienst wel heel erg druk was met noodoproepen dan ben ik lui in de keuken. En dan maak ik hamburgers. In alle soorten en maten.
Het ligt er aan hoe druk het was en hoe moe ik ben. Soms bak ik zelf nog brood, omdat dat helend werkt, voor mij. Met dit recept lukken ze altijd. En boven alles: Mijn gezin wordt er blij van, en dat is wat telt.
Geef een antwoord