Doel nummer 3 is No Waste
Eerlijk is eerlijk. Een heel appetijtelijke foto zal het niet voor iedereen zijn. Maar ik doe het toch. Bovenstaande foto is een pan met een varkenspoot.
Waarom? Omdat ook dat stuk van het varken gegeten kan worden.
Geschokt? Besef dan dat ook voor het varkenshaasje er een heel varken geslacht moet worden.
Bah? Integendeel.
In mijn 52 doelen voor een jaar staat op nummer 45:
Een No-Waste dinner maken (met dank aan Pauline)
Nu moest ik daar wel even over nadenken. Wat is dat nu precies? ‘No Waste’? Wat wordt ermee bedoeld? Hoe erg is het dan allemaal? En waar zit ‘em de kneep’?
Het was niet zo moeilijk als ik dacht. (Ik kan nog wel eens te diep nadenken en een compleet zinloze theorie er van maken…)
Enfin.
No Waste wil betekenen dat er niet zoveel eten weggegooid wordt. Dat begint al bij de producent. Kromme komkommers zie je niet liggen in de supermarkt. Dus die gaan de bak in. Pakken melk worden al een paar dagen voordat de ‘Tenminste Houdbaar Tot’ datum al uit de schappen gehaald omdat ze toch niet meer verkopen. De bakker verkoopt het brood van de dag er voor niet meer omdat het ‘oud’ is. En we gooien gewoon, allemaal, te veel weg.
Nu koop ik mijn groenten meestal bij de boer of op de markt. Daar wordt al minder verpakt, zijn de komkommers zeker niet recht en er wordt minder gesleept met de groenten. Daarbij heeft mijn fiets een C02 uitstoot van nul komma nul.
Eten weggooien gebeurd hier ook nauwelijks. Ik kook wel veel, maar we eten dan meestal twee maal, bijna, hetzelfde. Het maakt niet uit of je nu vier aardappelen kookt of vier kilo. Het duurt bij allebei altijd twintig minuten voordat ze gaar zijn. Verder geef ik regelmatig een pannetje soep of iets anders aan mijn buren en vaderlief krijgt altijd erwtensoep van mij. Botjes bewaar ik in de vriezer tot ik genoeg heb om er bouillon van te trekken. Oud brood wordt vermalen tot paneermeel.Last but not least, de kippen zijn dol op een restje groenten, aardappelen of pasta.
Iedereen weer blij.
Dat ‘No Waste’ werd nog een klusje bedacht ik me. Eigenlijk doe ik het nog niet zo slecht. (Ruikt u ook wat?) En toen bedacht ik me iets.
Een originele Feijoada [veesjuada] komt regelmatig met feesten bij mijn vader op tafel. Daar zitten dingen in die we in Nederland niet (meer) eten. De staart, de snuit en de oren van een varken. Ik vind het het summum van #nowaste. Het varken wordt al voor ons geslacht. Laten we dan ook zoveel mogelijk er van opeten. En vies is het niet.
Omdat mijn vader zo vrijgevig is, lag er in de vriezer hier ook nog een aantal oren en een varkenspoot. De varkenspoot werd gebruikt voor de erwtensoep. De oren. Ja. Die oren. Gek genoeg eet ik ze daar wel, maar thuis had ik er nog nooit iets mee gedaan. Mijn project kreeg vorm.
In het boek van Jane Grigson (Worst, Paté en andere charcuterie uit de Franse keuken) stond een aantal recepten met varkensoren. Om voor zeker te gaan besloot ik het recept voor de gefrituurde variant te gebruiken.
Maak de oren goed schoon en brandt de haren eraf. (Dat was een iets minder onderdeel, maar het idee dat ik ze in mijn mond zou krijgen maakte dat ik fanatiek met de aansteker de oren ging bewerken). En dat ‘oorgaatje’ iedere keer dat ik hem zag dacht ik aan wattenstaafjes…
Enfin.
Dan worden de oren twee of drie dagen gepekeld. Dat zou de smaak ten goed komen. Hier staat een recept voor pekel.
Hierna worden de oren een half uurtje gekookt. Niet langer want dan vallen ze uit elkaar, volgens het boek. Ik heb me dan ook precies daaraan gehouden. Dan de oren in reepjes snijden. Het ziet er dan al een stuk beter uit.
Wrijf de oren in met mosterd en rol ze door paneermeel. Frituur ze dan in hete olie te ze goudbruin en knapperig zijn.
En? Wat vonden we ervan?
Ik heb niks gezegd, maar het feit dat er niet zo veel van was deed ze wel bedenken dat het een experiment was. Het is lekker. Maar meer als snack vinden wij. De buitenkant is krokant en de binnenkant heeft een ‘bite’. En het smaakt naar, juist, varkensvlees.
Nu is het wel raar dat varkensoren weer heel slecht verkrijgbaar zijn. In de dierenwinkel zie je ze, gerookt, in overvloed. Maar de slager heeft ze niet.
Ik pleit er voor: Laten we gewoon weer alles opeten en niet alleen de varkenshaasjes en ribkarbonades.
En het de maaltijd bestond uit erwtensoep, bouillon gemaakt met een varkenspoot.
Geef een antwoord